Schoolmeesters Grafstee

Ik weet een aardig plekje
Dat achter ‘t kerkje ligt,
De grasjes en de kruidjes
Die groeien daar zo dicht

Hij die mijn Jonkheid kweekte
Met goedheid en verstand,
De brave meester rust daar
De braafste van het land

En midden in dat plekje
Heeft (toen ik ging)mijn hand
de lieve man ter ere
Een rozestruik geplant

‘k Had jaren rondgezworven-
en was ter land en zee
Getrokken en getogen
Nu wenste ik rust en vree

En toen ik m op mijn plekje
Daar achter ‘t Kerkje kwam,
Stond er mijn rozenstruikje
Gegroeit tot rozenstam.

Maar zie! een tweede stond er
Zich strenglend er door heen
En vlocht zijn witte rozen
Vast door mijn rode ineen

Des goede Meesters dochter
Was (toen ik ging) een kind,
Maar om mijn rozenplantje
Heeft zij mij steeds bemind

en of ‘k ook lang mocht zwerven,
(Zij hoorde nooit van mij)
zioj bleef het struikje kweken
en plantte er nog eentje bij.

Zang en muzikale begeleiding