Kaperslied

Tekst: Emanuel Hiel & Toonzetting: Anton Greefkes

Het lied van de kapervaart zoals geschreven door de Vlaamse dichter Emanuel Hiel. Deze uitgebreide versie van “Allen die willen te kaap’ren varen moeten mannen met baarden zijn”, is getoonzet door Anton Greefkes.
Anton Greefkes zingt dit ook (meerstemmig) zichzelf daarbij begeleidend op de Duitse Concertina
Destijds waren de Duinkerkerkapers berucht, daarvan getuigt onderstaand lied. Het volgende lied wordt aan onze zeekust door de zeelieden, de vissers en ook de kustbewoners gezongen:

t Mastje te schrapen en kabels te scheren,
Stuurman, de kapers vervloeken die stiel…
‘t Scheepje te teren en zeilen te smeren,
Hale de duivel dan liever onz’ ziel…
Wieglen de baren voor ons in de verte,
Schoeners beladen met kostlijke buit,
Popelend danst in de zielzak ons herte,
Stuurman, we jagen, de boegspriet vooruit!

Refrein:
Al die willen te kapen varen,
moeten mannen met baarden zijn
Tartend stormen, strijd en pijn,
Wild als de baren!
Vliegend als schuim over de zee,
Mannen met baarden die varen mee!

Hoog aan de mast is ons rooddoek gehesen,
Galmt ons kanonnengedonder op zee…
Niets houdt ons tegen en niets doet ons vrezen,
Al wat iets waard is, hee! kapen we mee.
Schoeners en schonen, het moet met ons draaien,
‘t Moet in ons schuimzog, het moet in ons vaart,
Schonen, uw treurigheid zullen we paaien
Hangt aan de hals ons, kust ons de baard!
Refrein:

Dagen en nachten door ‘t schuim te laveren,
Dagen en nachten vol strijdlust op jacht.
Winter en zomer de storm te braveren,
Groots van gemoed en het harte vol kracht!
Duizenden schoonheden blij te bewondren
Diepten des hemels en diepten der zee!
God aan te roepen en daden te dondren,
Dat is ons leven, in wel en in wee!
Refrein:

Kalm van geweten, de spieren vol vlammen.
‘t Steigert, ons tuig, als vuurspuwende klip:
Lukt niet het ent’ren, dan lukt ras het rammen.
Dwars boort de boeg dan door ‘t schreiende schip.
Geeft men zich over, ‘t is seffens de vrede!
Anders, we zwaaien de bijlen verwoed,
Bloedige baren. wee! walsen dan mede,
Kleurend de deining met sombere gloed.
Refrein:

Moeten we wijken en zinkend bezwijken,
Niemand van ons die ooit siddert of ijst…
Recht is het ook dat met kaperse lijken,
’t Golvengewriemel zich gulzigjes spijst.
Gromt dan de zeestorm verbolgen ons uitvaart.
God is zo goed en hij haalt onze ziel…
Ja, wijl de duivel verdoemd op de buit staart.
Plonst in de hel met de ontredderde kiel.
Refrein:

Alle zang en bandonionspel:
Anton Greefkes