Aan mijn ouders

Gedicht: J.C. Bloem & toonzetting Anton Greefkes

Wat is er van mijn ouders mij gebleven
en van hun gloed en lusteloos gedruis
der wereld om hun nutteloze streven
Alleen een zekerheid het ouderhuis

Maar dit blijft onaantastbaar en volkomen
Van liefd’ en leed en bittre tederheid
Tussen de wilde warreling van dromen
Het enige dat ik voorgoed belijd.

Dit maakt het dat ik nergens meer kan rusten
Dan in de koelte van het eigen bed
Dat aan het eind van alle leed en lusten
Mij niets dan dit meer tot het leven redt

De stilte spoelt en ebt door de portalen
De diepe nacht wordt zilvepren en zwart
En ‘k lig te luistren, hoe het ademhalen
Van de beminden aanstroomd naar mijn hart

En wensch slechts, nu de dag mij is vergleden
En zijn vernedering van mij henen glijdt,
Dat ik mijn nooitgesproken tederheden
Aan ’t ruizend hart des donkren nacht belijd.