Panta Rei
Gedicht: Jan Engelman Toonzetting: Anton Greefkes
De blinkende maan in de golf van Biskaye:
terrassen van zilver, ik wandel alleen
op de eeuwige stroom en het eeuwige waaien,
van alles ontheven, voor immer sereen.
Het sneeuwen der meeuwen op wiegende baren,
het dansen der schepen ging aan mij voorbij,
mijn oogen zijn blind van hartstochtelijk staren,
mijn ziel werd reisvaardig voor ’t eindeloos tij.
Want wat zou ik hier in doldriftig verdringen,
wanneer ik dit maatlooze vloeien verken,
de sterren weerspiegel, de winden doe zingen
en zelve de zee en haar majesteit ben?
Nog éenmaal dat beeld van twee oogen die blonken,
nog éenmaal ons zoet en ons vurig verhaal –
de zee heft haar schoot en door koele spelonken
de kinkhoren schalt waar ik jubelend daal.
O stijgen, o dalen en zingende zweven –
onsterflijke Meermin, geen doodsagonie
is einde of oorsprong van ’t waaiende leven:
de stroom gaat altoos en is zielsmelodie.