Nederland

Gedicht: Mies Bouhuys En Muziek: Anton Greefkes

Nederland is een gedicht van Mies Bouhuys in 1953 gepubliceerd in de Groene Amsterdammer naar aanleiding van de grote watersnoodramp in februari van dat jaar.
Dit gedicht is door Anton Greefkes in 1995 van muziek voorzien en wordt door hem gezongen waarbij hij zichzelf begeleidt op de Duitse concertina

Ik droomde van de zomer
de zon het strand de zee
De vogels en de bomen,
de polders en het vee
Het vee stond stil te grazen,
dichtbij de waterkant
hun ogen vol verbazen
om zoveel gras en land

Verspreid de boerderijen
een dak, een stal, een heg,
en lange, lange rijen
bomen langs de weg,
Daar boven is het, dacht ik, _
daar boven op de dijk
en even later zag ik
drie beelden tegelijk.

De meeuw uit zee gevlogen,
de visser op het strand,
de koe zijn kop gebogen,
ja, dat was Nederland.
Goede en kwade dromen
wisselen onverwacht;
een storm jaagt door de bomen
een klok luidt in de nacht

Ik kan niet langer slapen;
ik luister en ik kijk.
Waar zijn de zachte schapen,
waar is het land, de dijk?
Waar zijn ze toch gebleven
De boer van ’s Gravendeel
De visser van Kortgene
en nog zoveel, zoveel

Boven verdronken straten
staan kindren op een huis:
een hartverscheurend blaten
van Veere tot Maassluis.
Ik sla mijn atlas open,
ik wijs de plaatsen aan.
Daar, waar die dijken lopen,
daar heb ik eens gestaan.

Waar ik toen stond zijn gaten,
de zee gaat er te keer;
dit land, denk ik, dit water
is Nederland niet meer.
Maar dan zie ik het teken:
de zandzak en de schop,
het brood, de jas, de deken
Weer doemen beelden op.

Een arbeider uit Twente,
een veeboer uit Roermond,
soldaten en studenten,
vechtend voor onze grond.
Een mond, hard en verbeten,
een uitgestoken hand,
een niet te breken keten,
ook dat is Nederland.