Kamperuierlied
Tekst en toonzetting: Anton Greefkes
In Kampen in de Oude Straat
daar staat een hoge toren,
Hoe daar een koe het leven laat.
Ik zal het laten horen,
Hoe daar een koe het leven
laat. Ik zal het laten horen!
Daar op de toren groeide gras
Dat vond een ieder zonde
Daar had de slimste van de stad
Al snel iets op gevonden
Daar had de slimste van de stad
Al snel iets op gevonden
Men hijst een koe tot op het dak
Die wil het gras wel eten
Dat zoiets ook wel anders kan
Dat was hij heel vergeten
Dat zoiets ook wel anders kan
Dat was hij heel vergeten
Maar wie zijn koe gaat nu omhoog?
Dat hoort men ieder vragen.
Dat, moet pastoor zijn koe wel zijn!
De beste in zijn dagen.
Dat, moet pastoor zijn koe wel zijn!
De beste in zijn dagen.
Wie kent er niet pastoor zijn koe?
Die is zo vaak bezongen
In menig stad of platteland
heeft men zo’n koe gevonden.
In menig stad of platteland
heeft men zo’n koe gevonden.
Men liep heel snel de toren op
en liet een touw snel dalen
Er werd toen nog lang ge wacht
de koe moest men nog halen
Er werd toen nog eens lang gewacht
de koe moest men nog halen
De koe werd bij de hoorn gevat
Pastoor keek met verlangen
Hij zag in zijn gedachten reeds
De koe daar boven hangen:|
Hij zag in zijn gedachten reeds
De koe daar boven hangen
Men hijst de koe met man en macht
Die laat de tong snel hangen
Kijk! Roept men van beneden af
Zij kwijlt reeds van verlangen.
Kijk! Roept men van beneden af
Zij kwijlt reeds van verlangen.
Aldus kwam pastoor zijn koe
Benauwd al om het leven
En hoort u ooit een ander lied
Denk dan maar heel even
Aan dit Kamperuierlied
Dit Kamperuierlied