Laat De Luiken Geloken Zijn
Gedicht: J.H. Leopold & Toonzetting: Anton Greefkes
Laat de luiken geloken zijn
wiege wiegele weine
en de stilte onverbroken zijn
wiege wiegele wee.
Wen het kindje gedogen wil
moe en tevreeën,
dat de blinkende ogen stil
toe zijn gegleeën,
dan zal komen de dromenvrouw
zacht over de grond
zij de vrome, die schromen zou
zo zij wakenden vond.
En zij zal in de lange nacht
aan het hoofd zich vlijen
met der dromen wufte vlinderpracht
het kindje verblijen.
Het verhaal zal zij weer beginnen
het angstig mooie
en zij zal zich duizend keer bezinnen
en het niet voltooien.
Laat de luiken geloken zijn
wiege wiegele weine
en de stilte onverbroken zijn
wiege wiegele wee.
———————————-
uit: Verzen (1913)