Het Veerhuis
Gedicht: Ad den Besten & Toonzetting Anton Greefkes
Straks als ik van de hoogte kom,
zal dit hetzelfde landschap zijn
De holle wegen naar de Rijn,
vee, gaat in wei en wolken om
en onder waar het water trekt,
de kerk een veerhuis aan de kant
een donk’re boot, ditzelfde land
maar alles door de nacht bedekt
Geen overzij waar dicht in ’t blad
Het ooft lokt van het paradijs
En niet daarachter, uit het grijs
Oplichtend, Gods heilige stad
en ’t lied die verte tegemoet
toen ik nog op de hoogte was.
Gebroken in mijn mond het glas,
een scherf onder mijn tong die bloed.
Wat telt of geldt hetgeen ik zong,
als straks de veerman gaat naast mij?
Hoe kom ik naar de overzij
met die obool onder mijn tong
Het veerhuis een gedicht geschreven door Ad den Besten en één van zijn gedichten welke door mij, ter gelegenheid van een aan de protestante liedschrijver Ad den Besten gewijde kerkdienst in het Waterlandse Zuiderwoude, van muziek voorzien.
Bijzonder voor mij was dat Ad den Besten bij de dienst aanwezig was.
Hij vond het bijzonder een aantal van zijn gedichten, nooit gezongen, op deze wijze terug te horen.