Peppels
Gedicht: J.H. Leopold & Toonzetting: Anton Greefkes
Om mijn oud woonhuis peppels staan
“mijn lief, mijn lief, o waar gebleven”
een smalle laan
van natte blaren, het vallen komt.
Het regent, regent eender te horen
“mijn lief, mijn lief, o waar gebleven”
en altijd door en
de treuren uit, de wind verstomt.
Het huis is hol en vol duisternis
“mijn lief, mijn lief, o waar gebleven”
gefluister is
boven op zolder, het dakgebint.
Er woont er een voorovergebogen
“mijn lief, mijn lief, o waar gebleven”
met lege ogen
en die zijn vrede en rust niet vindt.
—————————–
uit: Verzen (1897)