De Kranen
Gedicht: Arnold Sauwen & muziek: Anton Greefkes
Over heiden, over venen,
drijvend in de hoge lucht,
Door de avondgloed beschenen,
trekt de wilde kranenvlucht.
Uit het koude Noord verdreven,
reppen ‘t machtig vleuglenpaar,
Wenden zij naar ‘t Zuid de steven,
Zweven over, schaar bij schaar.
Boven sluimerstille heide
waar geen voglenzang meer schalt;
waar het leven langzaam scheidde
en alleen het jachtroer knalt;
Waar, op zonneschijn gedragen
Zilvrig zicht de herfstdraad spant,
Klinkt een schreien, heimweeklagen,
Zuchten naar het verre land.
En de veeknaap, langs de hagen
neergehurkt bij ‘t sprokkelvuur,
houdt de blik omhoog geslagen
naar die zwervers in ‘t azuur.
En een vraag ligt in zijn ogen,
maar ‘t geheim verklaart er geen.
“Zeg, vanwaar komt gij gevlogen,
Kranen, zeg, waar vliegt gij heen?”
Maar langs hoge hemelbanen
pelgrims in hun grijze dracht,
trekken daar de wilde kranen
en verdwijnen in de nacht.
Kranen – kraanvogels: vogels die in nat grasland
en hoogveenmoerassen te vinden zijn.
Muziek: Anton Greefkes