Vliegende Hollander
Tekst: Jacob van Lennep & muziek: Anton Greefkes
De Vliegende Hollander, die tot schipbreuk leidt, wordt beschreven. Ook aldaar het gedicht De Vliegende Hollander van J. J. Gouverneur, die als eerste bij ons het thema behandelde.
Het hoorde aanvankelijk in Schotland-Engeland thuis, waar men jaloers was op de Hollandse zeevaart.
Door de romantiek in dit mondelinge vissersverhaal liefdevol vastgelegd en uitgangspunt geworden van individuele scheppingen als Der Fliegende Holländer, de opera van Richard Wagner.
Nu ook pronkt de KLM met de ‘Flying Dutchman’ en vanaf de jaren dertig maakten kinderen onze trottoirs onveilig met deze met handkracht aangedreven vierwielers.
Wie voer er op zee en hoorde dan niet
Van het schip dat de Vliegende Hollander hiet
Sinds talloze jaren uit Texel gevaren
Doorkruist het de zee,
Maar nimmer bezocht
0p zijn heiloze tocht
Het haven of reê
Het werd er voor immer tot zwerven gedoemd
En nooit wordt zijn naam dan met afschrik genoemd
Bewaar ons de Heer dat wij ooit goede liên
Den Vliegenden Hollander zien.
Wanneer in de Kaapzee, de loeiende orkaan
De dreigende baren als torensdoen staan
Zijn straks door ons zorgen
De zeilen geborgen
Aan stengen en raas
Maar ’t vloekschip belacht
den orkaan en zijn wacht
Is het onweer de baas
’t Voert bram boven bram en de wimpels in top
En klieft in de wind het onstuimige sop
Bewaar ons de Heer dat wij ooit goede liên
Den Vliegenden Hollander zien.
De schuimende zee spat voor den boeg
de golf spat uiteen, die het toverschip droeg:
De stormwinden gieren
De masten omzwieren
Het schip zeilt vooruit
door geen winden gestuit,
’t Vreest schade noch brand
Vooruit! Steeds vooruit! door den donkere nacht
De buien verliezen op ’t vloekschip haar kracht
Bewaar ons de Heer dat wij ooit goede liên
Den Vliegenden Hollander zien.
De manschap!.. Niet één die als zeelieden past
Zijn plichten volbrengt aan tuigaasj’ of aan mast.
hoe vreemd het moog schijnen
Zij liggen als zwijnen
Op ’t dek bij de kroes
zij spreken geen woord
en zij drinken maar voort
Maar wat- weet de droes
De schipper alleen waar ik niet van begrijp
Staat zwijgend bij ’t roer met een brandende pijp
Bewaar ons de Heer dat wij ooit goede liên
Den Vliegenden Hollander zien.
Geen mens gaf mij immer een zeker bericht,
Waarom toch die vloek op het toverschip ligt.
En hoe men ’t verklare
niet één weet het ware:
’t Is praat in de wind.
Ik zwijg er dus van;
Want je weet ‘k ben geen man
die sprookjes bemint.
dit enkel dit weet en elk is bekend
Wie ’t vloekschip ontmoet die is na aan zijn end
Bewaar ons de Heer dat wij ooit goede
Den Vliegenden Hollander zien.