René de Clercq
Romantisch dichter van natuurgedichten, ambachtsliederen, bijbelspelen, libretto’s van zangspelen en gedichten in het kader van de Vlaamse Beweging (tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij de “bard van het activisme”) en in het kader van de arbeidersbeweging (Anseele zag in hem de enige potentiële dichter voor zijn beweging).
Verscheidene van zijn gedichten werden gemeengoed als liedteksten, bv. Tinneke van Heule, De Gilde viert e.a. Vanaf 1920 waagde hij zich ook aan de toondichtkunst. Meest gekende bundels: Natuur (1902), Liederen voor het volk (1903), Toortsen (1909, algemeen beschouwd als ‘socialistische’ poëzie), De Noodhoorn (1916, activistische strijdgedichten, cultbundel bij jonge flaminganten in de twintiger jaren, meerdere sterk aangevulde herdrukken).
Bron:https://schrijversgewijs.be/schrijvers/de-clercq-rene/
- Dorsliedje
- Geen luid geluid
- Het Leven
- Het Puiteke
- Ik ben van den buiten
- Molenbeeld
- Lapper Krispijn
- Troost Van Ver
- Zeg Nooit